Mondmaskers
Elke zorgverlener die in rechtstreeks contact staat met patiënten, moet een chirurgisch masker1 dragen. Het masker wordt zo veel mogelijk gedragen en zéker bij contact op <1,5m afstand of in ruimtes die gedeeld worden met andere personen en die slecht geventileerd zijn.
Voor medewerkers die geen direct contact hebben met patiënten (bv. onthaal-medewerkers) en voor patiënten volstaan niet-medische mondneusmaskers (bv. uit textiel).
Correct passende FFP2-maskers zijn aanbevolen voor gezondheidswerkers die
- langdurig (>15 minuten en <1,5m) worden blootgesteld aan een mogelijke COVID-19 patiënt die niet in staat is om een chirurgisch masker te dragen.
- blootgesteld worden aan bevestigde COVID-19 patiënten
- aerosol-genererende medische handelingen uitvoeren 2. Deze procedures zijn vooral gelinkt aan intubatie en komen in de ambulante praktijk bijna niet voor. Uitzonderingen zijn het toedienen van medicatie via verneveling (zoveel mogelijk te vermijden en vervangen door het gebruik van een voorzetkamer) en bepaalde tandheelkundige procedures.
[1] In geval van schaarste in de context van een epidemie, mag dit gedurende 8u gedragen worden ongeacht de opeenvolging van interventies, onder bepaalde voorwaarden (cfr advies Hoge Gezondheidsraad 2020):
- mag nooit aan de voorzijde aangeraakt worden;
- moet onmiddellijk verwijderd worden zodra zichtbaar vuil, beschadigd of nat;
- imag met dat doel bijgehouden worden maar nooit in de zak;
- mag voorlopig bewaard worden op een plaats zonder besmettingsgevaar (bijvoorbeeld in een geïndividualiseerde papieren omslag of in een uitwasbare gepersonaliseerde bak);
Gezien deze uitzonderlijke situatie is de strikte toepassing van de officiële aanbevelingen inzake handhygiëne onontbeerlijk.
[2] Sommige aerosol-genererende procedures zijn geassocieerd met een verhoogd risico op overdracht van coronavirussen (SARS-CoV en MERS-CoV). AGPs zijn: endotracheale intubatie; bronchoscopie; open aspiratie; toediening van medicatie door verneveling (zo veel mogelijk te vermijden en vervangen door het gebruik van een voorzetkamer); manuele beademing voor de intubatie; de patiënt omdraaien naar buikligging; de patiënt ontkoppelen van de beademing; niet-invasieve positieve drukbeademing ; tracheotomie; cardiopulmonaire reanimatie; bepaalde tandheelkundige ingrepen.